Voorpagina « Naar Kopenhagen



Naar Kopenhagen
Het idee om Odense te verlaten en naar Kopenhagen te trekken ontstond bij Hans Christian in z'n dertiende levensjaar. In juni 1808 kwam een rondreizende theatergroep van de koninklijk theater in Kopenhagen in Odense. Hij mocht van zijn de distributeur van de aanplakbiljetten - waar hij voor werkte - een kijkje achter de schermen nemen. Sindsdien droomde hij ervan carrière te maken in het Koninklijk Theater. Dat werd nog eens versterkt toen zijn moeder in juli 1818 hertrouwde met een veel jongere schoenmaker Niels Jørgensen Gundersen. Geleidelijk werden Andersens talenten van zingen en acteren bekend in heel Odense en trad op bij families in Odense. Hij probeerde geld te verzamelen om naar Kopenhagen te kunnen vertrekken. Op 2 september 1819 bezocht hij dhr. Plum, de bisschop van Odense, om hem te vragen voor geld om naar Kopenhagen te kunnen reizen. De vrouw van de bisschop zei tegen de jonge Andersen dat hij 's avonds terug moest komen om een optreden te verzorgen. Andersen accepteerde het bod gelijk.

Ottilie Christensen citeerde uit het optreden die avond bij de bisschop: "De meester comediant arriveerde toen het schemerdonker werd... Acht uur, de kandelaars verlichtten de kamer en men had een kring gevormd in de kamer. Twee uur aaneengesloten speelde de kleine comediant diverse comedies en tragedies. Hij speelt goed, of zijn stukken nu slaagden of niet we hebben ons zeer geamuseerd. Met name zijn homo-typetjes waren erg goed. Het meest absurde typetje was de sentimentele minnaar, zeker toen hij knielde of flauw viel. Dat zag er niet uit vanwege zijn grote voeten. Wellicht kan hij zijn talenten verbeteren in Kopenhagen." Andersen had nu flink gespaard 13 rijksdaalders (166 Euro; 1 rijksdaalder = 100 kroon = 13 Euro) in al die jaren. Op 4 september 1819 op een zonnige middag verliet Andersen Odense om naar Nyborg te gaan - de haven waar de boten lagen die naar Sælland (Zeeland) voeren. De brug over de Grote Bælt was er toe nog niet. Zes September arriveerde Andersen in Kopenhagen.

Theater
Zijn voorliefde voor theater was al snel aanwezig. Zijn vader had voor hem een speelgoed theater gemaakt. Hij was compleet weg van het theatertje en maakte zelfs kleertjes voor de poppen. Eenmaal toen hij op zijn elfde een kijkje achter de schermen mocht nemen bij het theater, besloot hij om naar Kopenhagen af te reizen en daar naam en faam op te bouwen. Toen hij eenmaal in Kopenhagen gearriveerd was, ging hij als eerste langs bij het Koninklijk Theater, om het te bezichtigen. In het koninklijk theater van Kopenhagen hielden zwendelaars van kaartjes zich maar al te graag op. Bij hen waren de ongenummerde kaartjes veel goedkoper. Een anekdote gaat dat Andersen op een avond een van de zwendelaars tegenkomt, en hij bood Hans Christian een kaartje aan voor de avondvoorstelling van die dag en vroeg: "Waar wilt u zitten?". Andersen - in al zijn naïviteit, aangezien hij dacht dat het een cadeautje was - antwoordde: "Overal, dat maakt niet uit!". De zwendelaar had het gevoel dat hij voor schut gezet werd en werd bijzonder kwaad. Bang rende Andersen toen weg.

Op zijn veertiende was hij al geobsedeerd door het toneel. De volgende dag ging hij gelijk op pad om zichzelf te promoten in het culturele leven van Kopenhagen. Zijn eerste poging was om danser te worden. Dus hij ging als eerste naar het huis van mevrouw Schall. De dienstmeid deed hem open en hoewel dat hij op zijn best gekleed was (in zijn beleidenis-pak) dacht zij dat Andersen een bedelaar was. Hij had een aanbevelingsbrief bij zich van een drukker in Odense, maar dat zei mevrouw Schall weinig. Het opvoeren van een stukje met zang en dans hielp niet. Schall zag hem aan voor gek en liet hem per direct uit haar huis verwijderen. Daarna probeerde hij: een criticus, een manager van een theater, wederom madam Schall en de directeur van het theater nog een keer. Maar niets hielp. Hij zat inmiddels al op zwart zaad en had nog een rijksdaalder over (€ 13,-). Twaalf dagen verbleef hij nu al in Kopenhagen. Een ding had Andersen nog niet geprobeerd, en dat was zijn zangtalent. Dus ging hij op weg naar de Koninklijke muziekschool. De conciërge deed open en luisterde naar Andersens complete levensverhaal. Die vertelde het aan de directeur van de school: Giuseppe Siboni. Hij onthaalde Andersen met een groot diner en daarbij was de componist Weyse ook aanwezig. Na het diner mocht hij zijn stem laten horen en beide heren waren zo onder de indruk dat Siboni hem beloofde dat hij hem zou trainen om straks zanger te worden aan het koninklijk theater. Maar het geluk duurde totdat hij de baard in de keel kreeg en door Siboni weggestuurd werd. Einde carrière als zanger!

Familie Collin
De familie Collin (spreek uit als Colleen), is bijzonder belangrijk voor Hans Christian Andersen geweest. Jonas Collin beheerde de kas van het koninklijk theater in Denemarken - en was ook de eigenaar van het theater. Daarnaast beheerde Collin ook het fonds van de koning waarmee talentvolle kunstenaars gesubsidieerd werden. Hij was lid van het koninklijke hof, ambtenaar en een bekende filantroop. De zeventien jaar oude Hans Christian had nu alles al geprobeerd: zang, dans, toneel, ballet. Maar niets hielp, totdat hij de literaire kant van zichzelf ontdekte. Andersen had al snel door dat poëzie zijn troef was. In de winter van 1820 - 1821 schreef hij in veertien dagen de tragedie "De dieven van Wissenberg", gebaseerd op de Deense legende "De dieven." Eén scène werd gepubliceerd in het blad "De Harp", Andersens eerste gepubliceerde werk.

De tweede tragedie die hij schreef was "Alfsol". Een aantal mensen begon wat in hem te zien, waaronder priester Gutfeldt en stuurde hem naar Collin toe. Hans Christian trof een kalme man aan van weinig woorden en die ook niets beloofde. Volgens een aantal mensen maakte hij redelijk kans, aangezien hij Collins aandacht had gekregen. Eenmaal de tragedie teruggekregen, stond erop: "Ongeschikt voor het podium". Maar bij de brief was een aanbeveling bijgevoegd, dat hij naar een taalschool werd gestuurd. Door het toedoen van Collin verscheen Hans Christian september 1822 voor de directie van het koninklijk theater en het was zo geregeld dat Collin geld zou vrijmaken bij het fonds dat hij naar die school kon gaan. Hans Christian Andersen schreef in zijn biografie:




Andersen was, zoals hij zei: "met stomheid geslagen" met deze wending in zijn leven. Als 17 jarig jongen mocht hij weer terug naar de klas. Het was hem duidelijk geworden dat het richting theater voorlopig niet wat ging worden - en daarom koos Collin ook voor de school Slagelse (75 km buiten Kopenhagen), om de lastige en fanatieke Andersen op afstand te houden totdat hij veranderd was - althans dat hoopte Collin - tot een gewaardeerd iemand van de society. Dus vertrok hij naar Slagelse, met veel artistieke flops achter zich latende, maar een nieuwe school en een nieuw vaderfiguur en een nieuwe toekomst. Hans Christian raakte goed bevriend met Edvard Collin de zoon van Jonas Collin. Die band duurde totdat Andersen stief.

Sprookjes
Hans Christian Andersen heeft altijd een grote verbeelding gehad. Dat bleek wel toen hij vanuit speellijsten - die bij theaters hingen - complete drama's verzon. Dus is het ook niet verwonderlijk dat hij ook sprookjes kon verzinnen. Op nieuwjaarsdag 1835 begon hij met schrijven zo meldde hij aan Henriëtte Hank. Hoewel hij snel klaar was met schrijven (op 16 maart van dat jaar) was hij zelf niet echt positief over zijn werk. Hij schrijft aan Henriëtte Wulff: "Ik heb ook een paar sprookjes geschreven voor kinderen; Ørsted zegt dat 'The Improvisatore' me beroemd maakt en de sprookjes onsterfelijk, omdat hij vindt dat ze het beste werk zijn dat ik tot nu toe geschreven heb; maar ik denk van niet". Tien dagen later schrijft Hans Christian aan Henriëtte Hank met enige ironie en trots: "ze (de sprookjes) worden in april gepubliceerd, en de mensen zullen zeggen: het werk van een onsterfelijke! Uiteraard zal ik de ervaring niet in deze wereld vieren"

Niet in april maar op 8 mei 1835 worden de eerste sprookjes gepubliceerd in brochurevorm genaamd: "Eventyr, fortalte for Børn" met als subtitel: "Første Heft" (deel 1). Het boekje bevatte 61 pagina's met 4 sprookjes: "De Tondeldoos", "Grote Klaas, Kleine Klaas", "De bloemen van kleine Ida" en "De prinses op de erwt". Om inspiratie op te doen liep hij veel rond, zo ook in pretpark Tivoli. Onder het genot van de duizenden lampjes en de kermisromantiek, is het verhaal van "De Chinese Nachtegaal" ontstaan. Het park had die zomer haar poorten voor het eerst geopend. Hans Christian kreeg de smaak te pakken van het schrijven van sprookjes want op 16 december van hetzelfde jaar verscheen zijn tweede bundel. Daarin beschreef hij 3 sprookjes: "Duimelijntje" - geïnspireerd op Grimms Klein Duimpje, "Het ondeugende jongetje" en "De reisgenoot". Sprookjesboeken uit die tijd waren erg formeel en er straalde een groot moraal uiten waren ter lering bedoeld, niet ter amusement. Andersen was een van de eerste die dat wel deed. Hans Christian schrijft op een manier zoals hij zelf ook de sprookjes gehoord heeft en hoe hij het zou vertellen aan een kind. In totaal schreef Andersen 156 sprookjes waarvan er veel in het Nederlands vertaald zijn. Een complete lijst van sprookjes is hier te vinden. In zijn sprookjes verwerkte hij veel ervaringen en vertelsels uit zijn leven. Overigens waren de Gebroeders Grimm en Andersen geen vreemden voor elkaar. Op kerstavond 1845 ontmoette Andersen, Jacob Grimm. De dag erna ontmoette hij ook Wilhelm Grimm. De gebroeders waren bezig met het verzamelen van sprookjes in het alomvattend boek: Volkssprookjes. Andersen vond het bijzonder leuk om ze te ontmoeten. Ze discussieerden met zijn drieën graag over sprookjes. En dit zijn niet de enige bekende mensen uit die tijd waar hij mee omging. Zo heeft Andersen gelogeerd bij Charles Dickens en was hij bevriend met de componist Franz Liszt en de physisist Ørsted, ontdekker van het elektro-magnetische veld.