Voorpagina « Eerste geschiedenis



Er zijn zoveel verhalen en legenden die van vader op zoon, van moeder op dochter, worden doorverteld. Velen zijn in talloze sprookjesboeken vastgelegd en in de Efteling zijn een groot aantal ervan zelfs tot leven gekomen. Maar zelfs met het ruime aanbod van sprookjes in het Sprookjesbos en legenden in de rest van het park, blijven er nog vele mooie verhalen over, die het ook waard zijn om niet vergeten te worden.

Op deze pagina het sprookje van 'De Sneeuwkoningin', geschreven door Hans Christian Andersen. Hij schreef dit bekende sprookje in 1844. Het verhaal gaat over Gerda en Kay die te maken krijgen met een trol. Het verhaal bestaat uit zeven delen, of zoals het in het sprookje genoemd wordt: 'Een sprookje in zeven geschiedenissen'. Hieronder kun je de eerste geschiedenis lezen.

Eerste geschiedenis - De spiegel en de scherven
Ziezo, nu beginnen we. Als we aan het eind van de geschiedenis zijn weten we meer dan wij nu weten, want het was een boze trol, het was een van de allerergste, het was "de duivel." Op een dag was hij in een bijzonder goed humeur, want hij had een spiegel gemaakt die de eigenschap had dat alle goeds en moois, die zich daarin spiegelden, tot bijna niets verschrompelden, maar wat niet deugde en er lelijk uitzag viel eerst recht in het oog en werd nog erger. De mooiste landschappen zagen er daarin uit als gekookte spinazie, en de braafste mensen werden afstotelijk of stonden op hun hoofd, zonder buik; hun gezicht werd zo verdraaid dat ze niet te herkennen waren, en als iemand een zomersproet had kon hij er zeker van zijn, dat die over neus en mond heenliep. Het was meer dan vermakelijk, zei "de duivel." Ging er een goede, vrome gedachte door een mens dan kwam er een grijns in de spiegel, zodat de trol lachen moest over zijn kunstige uitvinding. Allen die de trollenschool bezochten, want hij hield school voor kleine trollen, vertelden wijd en zijd dat er een mirakel was geschied; nu kon men pas zien, meenden zij, hoe de wereld en de mensen er werkelijk uitzagen.

Ze gingen overal rond met de spiegel en ten slotte was er geen land of mens meer, of het was daarin verdraaid geweest. Nu wilden ze ook naar de hemel zelf om de engelen en "Onze Lieve Heer" voor de gek te houden. Hoe hoger ze met de spiegel vlogen, des te harder grijnsde. Ze konden hem ternauwernood vasthouden. Ze vlogen hoger en hoger, steeds dichter naar God en de engelen.

Toen sidderde de spiegel zo verschrikkelijk in zijn grijns dat hij hen uit de handen schoot en neerstortte op de aarde, waar hij in honderden miljoenen, miljarden en nog meer stukken viel en toen bracht hij nog groter ongeluk dan vroeger: sommige stukken waren niet groter dan een zandkorreltje en die vlogen de wijde wereld door en waar zij in de ogen van een mens kwamen, bleven zij er zitten en dan zagen die mensen alles verdraaid of hadden alleen maar oog voor wat ergens lelijk aan was; want ieder spiegelkorreltje had dezelfde krachten die de hele spiegel had. Sommige mensen kregen zelfs een spiegelscherf in hun hart. En dan was het al heel gruwelijk, dat hart werd als een klomp ijs. Sommige stukken van de spiegel waren zo groot dat zij als vensterglas werden gebruikt maar door zo'n ruit moest je maar liever niet naar je vrienden kijken. Andere stukken kwamen in brillen en dan ging het verkeerd wanneer de mensen die brillen opzetten om goed te zien. De boze trol lachte dat zijn buik scheurde en dat kietelde hem zo fijn. Maar buiten vlogen er nog kleine glasscherven in de lucht rond.