Er zijn zoveel verhalen en legenden die van vader op zoon, van moeder op dochter, worden doorverteld. Velen zijn in talloze sprookjesboeken vastgelegd en in de Efteling zijn een groot aantal ervan zelfs tot leven gekomen. Maar zelfs met het ruime aanbod van sprookjes in het Sprookjesbos en legenden in de rest van het park, blijven er nog vele mooie verhalen over, die het ook waard zijn om niet vergeten te worden. Op deze pagina een van de vele verhalen rondom VogelRok.
Het sprookje
Er waren eens twee broers, bijgenaamd de Grote en de Kleine, die in hetzelfde huis woonden. De Grote luisterde wel een beetje te veel naar de boze tong van zijn vrouw en daardoor ontstond er onenigheid tussen de beide broers. Het werd zomer en tijd om de hoge gierst te zaaien. De Kleine had geen korrel en vroeg de Grote hem wat te lenen. De Grote beval zijn vrouw hem wat te geven. Toen nam de vrouw een hoeveelheid korrels, deed die in een pot en kookte ze gaar. Dit gaf ze de Kleine. Omdat hij er niets van af wist, ging hij naar het veld en zaaide de gierst. Maar doordat de korrels gekookt waren, kwamen er geen halmen te voorschijn. Slechts één zaadje was niet gaar geworden en zo groeide er dan één eenzame halm op het veld.
Maar de Kleine was flink en vlijtig. Hij begoot de halm en wiedde de hele dag. En de halm groeide en groeide en werd zo groot als een boom. Tenslotte kwam er één enkele aar aan, maar die werd enorm groot zodat hij een halve morgen (ongeveer 30 are), land beschaduwde. In de herfst was de aar rijp. Toen nam de Kleine een bijl en hakte daarmee de aar om. Nauwelijks was de aar op de grond gevallen of met ruisende wiekslag kwam de vogel Rokh aangevlogen, nam de aar in de snavel en vloog ermee weg. De Kleine liep hem na tot aan het strand van de zee.
Toen wendde de vogel zich tot hem en sprak als een mens: "Doe mij geen leed. Wat voor nut heb je van één aar? Ten oosten van de zee is het Goud- en Zilvereiland. Ik zal je er heen dragen, dan kun je nemen, zoveel je wilt en heel rijk worden." De Kleine vond het best en steeg op de rug van de vogel. Die zei hem de ogen te sluiten. Zo hoorde hij alleen maar hoe de lucht langs zijn oren floot alsof er storm was. Beneden ruiten en woelden de golven van de zee. In een ogenblik streken ze op het eiland neer. "Hier zijn we er", zei de vogel. De Kleine deed zijn ogen open en zag om zich heen. Alles glansde en schitterde en hij niets dan zilver- en goudstukken. Hij nam een dozijntje en borg deze onder zijn kiel.
"Is er genoeg?" vroeg de vogel Rokh. "Ja, er is genoeg," antwoordde de man. "Goed zo", zei de vogel. "Overdaad schaadt." Toen nam hij hem weer op de rug en droeg hem terug over de zee. Nu kocht de Kleine een flink stuk land en werd zeer welvarend. Zijn broer werd afgunstig en vroeg hem op boze toon: "Waar heb je dat geld gestolen?" De Kleine zei hem de hele waarheid, waarop de Grote naar huis ging om zijn vrouw te raadplegen. "Niets is gemakkelijker dan dat", zei de vrouw. "Ik kook weer gierst en houd één aar droog. En toen het tijd was om te oogsten kwam de vogel Rokh opnieuw en droog de aar in zijn snavel weg.
De grote was blij en liep hem ma en de vogel Rokh sprak dezelfde woorden als de vorige keer en droeg de Grote naar het eiland. Hij zag hoe het goud en zilver daar op hopen lag, overal. De grootste stukken waren als bergen zo groot, de kleinsten als bakstenen en de allerkleinste waren zo fijn als zandkorrels. Zijn ogen werden door de glans verblind. Het speet hem alleen maar, dat hij geen middel wist om bergen te verzetten. Hij bukte zich en raapte op zoveel hij maar kon. Toen sprak de vogel Rokh: "Nu is het genoeg! Het zal boven je krachten gaan!" "Nog een ogenblik geduld," zei de Grote, "heb niet zoveel haast! Ik moet nog een paar stukken halen!" Zo verstreek de tijd en de vogel Rokh maande hem nogmaals tot spoed: "Zo dadelijk komt de zon," zei hij "en die is hier zo heet, dat mensen er door verbrand worden."
"Nog even maar," zei de Grote. Maar op hetzelfde ogenblik verscheen de zon als een vurige bal. De vogel Rokh vloog in de zee, spreidde haar vleugels uit en sloeg daarmee in het water om aan de hitte te ontkomen. Maar de Grote verbrandde en kwam jammerlijk om.
|